- Controlelijst voor het oplossen van problemen met een onjuiste SoC-indicatie
- 1. Controleer de batterijcapaciteit
- 2. Controleer de montage van de huidige sensor(en).
- 3. Controleer de huidige sensorconfiguratie in de app
- 4. Kalibreer de huidige sensor(en)
- 5. Controleer de stroom gemeten door de stroomsensor
- 6. Controleer of de absorptiespanning van de lader correct is geconfigureerd
- 7. Slechte cel of één cel met minder capaciteit
Er kunnen veel redenen zijn waarom de aangegeven SoC onjuist is of kan afwijken. Het BMS gebruikt verschillende parameters om de SoC te berekenen, waaronder de accustroom, celspanningen en accucapaciteit. Bent u geïnteresseerd in hoe een BMS de SoC bepaalt, kijk dan op onze speciaal artikel.
Controlelijst voor het oplossen van problemen met een onjuiste SoC-indicatie #
Gebruik de volgende checklist om ervoor te zorgen dat alles correct is geconfigureerd en werkt.
1. Controleer de batterijcapaciteit #
In de 123\SmartBMS app bij Instellingen vindt u de Accucapaciteit. Zorg ervoor dat deze capaciteit correct is ingevoerd. De capaciteit kan worden berekend met de volgende formule:
Batterijcapaciteit = Batterij Ah x aantal cellen x nominale spanning
Dat wil zeggen dat als u 8 LiFePO4-cellen in serie heeft, waarbij elke cel 300 Ah is, de batterijcapaciteit 300 Ah x 8 x 3,3 V = 7920 Wh, wat 7,9 kWh is.
2. Controleer de montage van de huidige sensor(en). #
Als je 1 stroomsensor hebt, zorg daar dan voor alle belastingen en laders zijn aangesloten op dezelfde kabel die door deze stroomsensor gaat. Alle laad- en laadstromen moeten door de kabel met de stroomsensor stromen, zelfs computers zoals de Victron GX. Alleen dan kan het BMS alle stromen van en naar de accu meten en de SoC correct bepalen.
Als u 2 stroomsensoren heeft, zorg er dan voor dat de stromen niet tweemaal worden gemeten. Je zou twee kabels moeten hebben vanaf de + van de batterij. Stroomsensor 1 moet op één van de kabels zitten, stroomsensor 2 op de andere kabel. De stroom van/naar de accu moet óf door sensor 1 óf door sensor 2 lopen, maar nooit door sensor 1 en vervolgens door sensor 2 kunnen stromen
Naast het monteren van de stroomsensor op de hoogvermogenkabel, moet u controleren of de stroomrichting correct is. Open de 123\SmartBMS app en ga naar het dashboard. Naast het batterijpictogram staat informatie over de batterij, inclusief de stroomsterkte (A). Wanneer u de accu oplaadt, moet deze stroomwaarde positief zijn en wanneer u de accu ontlaadt, moet deze waarde negatief zijn (bijvoorbeeld -3,1A). Als dit niet het geval is, moet u óf de kabel door de huidige sensor draaien, óf ervoor zorgen dat u over de nieuwste 123\SmartBMS-firmware beschikt en de sensorrichting omkeren via Instellingen in de app.
3. Controleer de huidige sensorconfiguratie in de app #
De 123\SmartBMS gen3 stroomsensoren hebben allemaal een dubbel bereik, 500A/20A. Als u geen lussen door de stroomsensor heeft voor een hogere nauwkeurigheid, laat de instelling dan op de standaardwaarde staan, namelijk “dual range 500A – 20A”
4. Kalibreer de huidige sensor(en) #
De eerste keer dat u het BMS gebruikt, moet u de huidige sensor(en) kalibreren. Deze kalibratie verwijdert eventuele offsets, zodat geen enkele stroom echt als 0A wordt gezien. Zie de 123\SmartBMS handleiding voor de kalibratieprocedure.
5. Controleer de stroom gemeten door de stroomsensor #
Heeft u een lader of omvormer die de laad- of laadstroom aangeeft, of beschikt u over een stroomtang, dan kunt u hiermee controleren of de aangegeven stroom in de app ongeveer gelijk is. Let op dat de waarde niet helemaal overeen hoeft te komen, wanneer een lader 4,5A aangeeft en je hebt een computer aangesloten kan het zijn dat het BMS 4,3A aangeeft. De waarden moeten in ieder geval dicht bij elkaar liggen.
6. Controleer of de absorptiespanning van de lader correct is geconfigureerd #
De absorptiespanning van de lader moet correct worden geconfigureerd om ervoor te zorgen dat de cellen aan het einde van de laadsessie allemaal V-balans bereiken en in balans kunnen komen. Wanneer de laadspanning te laag is ingesteld, zullen de cellen nooit allemaal in evenwicht kunnen komen en zal de SoC nooit worden gesynchroniseerd op 100%. Een te hoge spanning zorgt er weer voor dat Vmax wordt bereikt, waardoor de lader tijdelijk stopt.
Gebruik de volgende formule om de juiste absorptiespanning te berekenen:
Absorptiespanning = (Vbalans + 0,03V) x aantal cellen in serie
Een V-balans ingesteld op 3,5 V en 4 cellen in serie geeft bijvoorbeeld 3,53 V x 4 cellen = 14,12 V.
Als je wilt, kun je controleren of alle cellen in evenwicht komen als de batterij bijna vol is. Alle cellen in de app moeten oranje worden. Wanneer alle cellen in balans zijn (oranje spanning) en de laadstroom voldoende is verlaagd, wat automatisch zou moeten gebeuren, zal het BMS de SoC synchroniseren met 100%.
Let op: als u een 123\SmartBMS met USB-kabel naar een Victron GX heeft en DVCC ingeschakeld, zal het BMS automatisch de juiste laadspanning doorgeven aan de Victron.
7. Slechte cel of één cel met minder capaciteit #
Soms bevat een accubank een slechte cel. De SoC moet 100% aangeven als alle cellen vol zijn en 0% als alle cellen (bijna) leeg zijn. Als een cel echter in slechte gezondheid verkeert, heeft deze minder capaciteit dan de andere. Het BMS kan nog steeds aangeven dat de SoC niet 0% is, maar één cel kan al dichtbij/op Vmin zijn. Over het algemeen kun je zien dat een cel slecht is als de accu onlangs is gebalanceerd, de ene cel is dichtbij/op Vmin en de andere cellen hebben in rust een spanning die overeenkomt met een accu die nog gedeeltelijk vol is.